Militaria Wiki
Advertisement
Bloch MB.152
Bloch151

Type

Jachtvliegtuig

Land van herkomst

Frankrijk
Bouwfirma Société des avions Marcel Bloch
Ontwerp Maurice Roussel
Productie (eerste vlucht / In gebruik / in dienst) 1937 / 1939 / 1939-1944
Gebruiker(s)
Specificatie

Afmetingen (lengte / spanwijdte / hoogte / vleugeloppervlak) 9,10 m. / 10,55 m. / 3,95 m. / 15 m²
Gewicht (leeg / max. startgewicht) 2020 kg. / 2680 kg.
Motor(en) Gnome-Rhõne 14N-25 stermotor van 805 kW (1080 pk) of een Ghome Rhõne 14N-49 stermotor van 820 kW (1100 pk)
Prestaties (snelheid / plafond / bereik) 515 km/u / 10.000 m. / 600 km.
Bewapening 2x 20-mm Hispano-Suiza HS.404 kanonnen, 2x 7,5-mm MAC 1934 M39 machinegeweren of 4x 7,5-mm MAC 1934 M39 machinegeweren
Bemanning 1
Gebouwd 663
Gebruik (Landen) Frankrijk, Vichy-Frankrijk, Duitsland, Roemenië, Polen, Griekenland

In de maand juli van het jaar 1934 dong de firma Avions Marcl Bloch mee in een ontwerpcompetitie, die voortkwam uit een door het Franse ministerie voor luchtvaart opgestelde specificatie voor een nieuw jachtvliegtuig. Er waren ook inzendingen van de volgend bedrijven: Dewoitine, Loire, Nieuport en Morane-Saulnier. Laatstgenoemde firma werd tot winnaar uitgeroepen. Voor zover het Bloch betrof, was het nu niet bepaald een nek-aan-nek race geweest, dit kwam waarschijnlijk, omdat het prototype, de Bloch MB.150.01, met geen mogelijkheid daadwerkelijk de lucht in te krijgen was geweest.

Negen maanden lang gebeurde er niet veel op dit front, totdat in begin 1937 werd besloten om het 'lelijke eendje' maar eens te laten vliegen. Men speelde dit klaar in oktober 1937, nadat er de volgende wijzigingen waren aangebracht: het versterken van de vleugel, die ook een groter oppervlak kreeg, een herziening van het landingsgestel en de montage van een 701 kW (940 pk) sterke Gnome-Rhõne stermotor, die een driebladige constante snelheid-propeller aandreef. Nadat het toestel voor praktijkproeven was overgedragen aan de Centre d'Essais du Matériel Aérien (CEMA), bleken de prestaties van dien aard, dat het toestel van een voortgaande ontwikkeling was verzekerd. Dit leidde op slag van het jaar 1938 tot een kleine vergroting van de spanwijdte en de inbouw van een Gnome-Rhõne 14N-7 motor. Toen in het late voorjaar van dat jaar de proefnemingen werden beëindigd, ontving SNCASO een order voor een serie van 25 voorproduktie-toestellen.

Tijdens het voorbereidend werk, dat vooraf ging aan de start van de bouw van het vliegtuig in een nieuwe fabriek van de firma SNCASO, realiseerde men zich, dat het ontwerp van de MB.150.01 volkomen ongeschikt was voor massaproduktie. De enige oplossing lag in het opnieuw herzien van het ontwerp. Die bracht met zich mee, dat het vleugeloppervlak werd verkleind en de keus voor de krachtbron viel op de Gnome-Rhõne 14N-11 motor. In deze vormmaakte het prototype, dat nu werd aangeduid als MB.151.01, de eerste vlucht op 18 augustus 1938. De bouw van de helft van de voorproduktie-toestellen was op dat moment al begonnen, maar ondanks de verslechterde militaire situatie waren in april 1939 slechts vier van deze machines afgeleverd.

De groep ontwerpers van SNCASO was in diezelfde periode bezig geweest met een verbeterde versie, maar het enige belangrijke verschil tussen dit toestel en de MB.151.01 was het inbouwen van een Gnome-Rhõne 14N-21 motor, die een vermogen leverde van 768 kW (1030 pk). Het nieuwe prototype, aangeduid als MB.152.01, kreeg, voordat het in februari 1939 voor testvluchten naar het CEMA ging, de iets krachtiger Gnome-Rhõne 14N-25 motor geïnstalleerd. De betere prestaties van deze uitvoering leverden positieve reacties op, wat resulteerde in de aanzienlijke bestelling van 400 produktie-exemplaren. Daarvan zouden 340 stuks MB.152's zijn, de rest MB.151's van de voorgaande versie.

Ongelukkigerwijs deed zich bij de produktielijn nu bepaald niet dezelfde positieve actie voor: bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in september 1939 wren er 120 toestellen afgeleverd,bestaande uit een combinatie van MB.151's en MB.152's. Het ws wellicht des te betreurenswaardiger, dat geen van deze toestellen in actie kon komen, omdat ze richtvizieren misten voor de bewapening, 95 ervan waren overigens helemaal onbruikbaar, omdat ze waren afgeleverd zonder propellers. Dit zou het moment moeten zijn geweest, waarin onder druk van de omstandigheden al dit soort bekrompen problemen uit de wereld moesten zijn geholpen. Toch stonden eind november 1939, toen er 358 exemplaren waren afgeleverd, 157 stuks daarvan nog steeds zonder propeller en bestonden er bovendien bij de motoren ernstige oververhittings-problemen, die aandacht behoefden.

Ondanks de geschetste problemen deed de Franse luchtmacht, de Armée de l'Air, al het mogelijke om de invoering te bewerkstelligen van het toestel, dat potentieel een waardevolle aanvulling van haar arsenaal was. In september 1939 werd er een experimenteel squadron geformeerd en de maand daarop hadden de eerste afleveringen plaats aan de jachtvliegtuig squadrons. De eerste eenheid, die overschakelde op het nieuwe type, was de Groupe de Chasse I/1, tegen het eind van het jaar 1939 waren onder meer de groepen II/1, II/10, III/9 en III/10 en het Escadrille AC-3 van de Franse marine met de MB's uitgerust. Al deze eenheden kwamen tot de ontdekking, dat hun MB.151's en MB.152's de gewenste eigenschappen van een gevechtsvliegtuig bezaten. Het was dan ook een tragische zaak, dat vanwege het gekonkel en de onverschilligheid van de politiek zoveel vliegers van de Armée de l'Air hun leven verloren in verouderde vliegtuigen. In plaats daarvan hadden ze met jagers als de MB.152 op gelijke termen de strijd met de Luftwaffe kunnen aangaan. Toen de Duitse pantserdivisies in mei 1940 door Frankrijk voortdenderden, waren ook de Groupes I/8, II/8 en II/9 ook voorzien van deze jachtvliegtuigen. Vlak daarvoor waren er negen MB.151's afgeleverd aan de Griekse luchtmacht. Na de ineenstorting van de Franse verdediging en de daaropvolgende Frans-Duitse wapenstilstand behield de luchtmacht van Vichy-Frankrijk zes groepen MB.151's en MB.152's, namelijk in de groepen I/1, II/1, II/8 en II/9. Toen SNCASO de produktie beëindigde, waren er meer dan 660 toestellen gebouwd. Toen vervolgens drie van deze Vichy-Franse groepen van nieuwe Dewoitine-jagers werden voorzien, werden hun MB.151's en MB.152's overgedragen aan de Roemeense luchtmacht.

De enige variant, die heeft bestaan, ws het prototype MB.153/01, dit was een MB.152, die van de produktielijn was genomen en van een andere motor voorzien, namelijk de Pratt & Whitney R-1830-SC3-G Twin Wasp motor, die een vermogen leverde 768 kW (1050 pk).

Varianten[]

  • MB.150: Prototype met een Gnome-Rhône 14N-07 motor.
  • MB.151: MB.151.01 prototype uitgerust met een Gnome-Rhône 14N-21 motor.
  • MB.151.C1; Geupgrade produktieversie uitgerust met een Gnome-Rhône 14N-25 motor, 144 gebouwd.
  • MB.152: MB.152.01 prototype uitgerust met een Gnome-Rhône 14N-25 motor.
  • MB.152.C1: Geupgrade produktieversie uitgerust met een Gnome-Rhõne 14N-25 motor, 482 gebouwd.
  • MB.153: Prototype, MB.152.01 uitgerust met een 1580 pk zware Pratt & Whitney R-1830 Twin Wasp motor.
Advertisement