Militaria Wiki
Advertisement
Grampus klasse
Porpoise

Type

Mijnenleggende onderzeeër

Land van herkomst

Groot-Brittannië
Bouwfirma('s) Vickers Barrow, Chatham Dockyard, Scotts
Ontwerp
Productie (kiel / te water / in dienst) - / 1932-1938 / -
Gebruiker(s) Royal Navy
Specificatie

Afmetingen (lengte/breedte/diepgang) 89,3 m. / 7,77 m., 5,13 m.
Bepantsering
Bewapening 6x 533-mm torpedobuizen in de boeg (12 torpedo's), 1x QF 4-inch (101.6 mm) Mk XII dekkanon, 50 mijnen
Vliegtuigen geen
Voortstuwing 2 dieselmotoren van 2461 kW (3300 as-pk) en 2 elektromotoren van 1215 kw (1630 as-pk), 2 schroefassen
Waterverplaatsing 1810 ton aan de oppervlakte, 2157 ton onder water.
Snelheid/Bereik 15,75 knp (25 km/u) aan de oppervlakte, 8,75 knp (14 km/u) onder water / 21.308 km aan 8 knp aan de oppervlakte, 122 km aan 4 knp onder water.
Bemanning 59

Einde

Voortbordurend op het ontwerp van de juist voltooide Parthian klasse werden de onderzeeërs van de Porpoise klasse gebouwd als mijnenleggers. Duitse onderzeeërs hadden bijna verticale mijnenkokers binnen de drukcabine, maar de Britten gaven de voorkeur aan externe opslag, ondanks het risico van beschadiging door overdruk of dieptebommen.

De praktische ervaring van de Britten met mijnenleggende onderzeeërs begon in de Eerste Wereldoorlog toen zes boten van de E klasse voor dit doel werden ingezet. Dankzij de daarbij verzamelde ervaringen kon het eerste ontwerp worden bijgesteld. De eerste twee boten van het nieuwe type werden aanvankelijk aangeduid als de E57 en de E58. maar kregen later de officiële naam L1 en L2, en dit werd dus de L klasse.Deze bestond uiteindelijk uit vier subgroepen: de L1 toten met de L8 hadden vier 18-inch ('(è-mm) torpedobuizen in de boeg en nog twee midscheeps; de L9 tot en met de L33 waren 2,3 m. langer en hadden vier 21-inch (533-mm) buizen in de boeg en twee 18-inch midscheeps, binnen die groep waren er zes mijnenleggende boten die mijnenkokers hadden in plaats van de 18-inch torpedobuizen, een laatste subgroep vanaf de L52 had zwaardere torpedo's die allemaal in de boeg waren ondergebracht. Eerdere klassen waren eigenlijk altijd uitgedraaid op een teleurstelling wegens een te lage oppervlaktesnelheid, maar de boten van de L klasse haalden in het algemeen meer dan 17 knp. Evenals de E klasse was de L klasse voorzien van een zadeltankconstructie en kon op papier 76 m. diep duiken, tegen 61m. voor de E klasse. In de praktijk kwamen deze boten probleemloos 40% dieper.

De mijnenleggers van de E klasse en de L klasse hadden de mijnen aan twee kanten van de romp in hun zadeltanks opgeslagen. Bij wijze van experiment werd in 1927 een boot van een andere klasse, de M3 voorzien van transportbanden boven op het grootste deel van de romp, binnen de behuizing van een extra brede spouw van de ter plaatse dubbele romp. Een mechanisme met een voortdurend ronddraaiende ketting duwde de mijnen door luiken aan de rechterzijde naar buiten terwijl de onderzeeër langzaam voorwaarts voer. In hoofdlijnen werd dit systeem overgenomen op de Porpoise klasse. In de eerste onderzeeër van die klasse besloegen de transportbanden driekwart van de romplengte, in de overige boten zelfs meer. Deze apparatuur leverde 54 ton gewicht extra aan de bovenkant op, en dat maakte de boten gevoelig als ze bij zware zeegang aan de oppervlakte kwamen terwijl ze de volle mijnenlast meevoerden. Extra loosgaten verbeterden zowel het lozen na het bovenkomen als het innemen van water, zodat het duiken sneller ging.

HMS Porpoise werd gebouwd bij Vickers/Armstrongs te Barrow en werd te water gelaten in 1932. De boot werd afgeleverd met een 4,7-inch (119,4-mm) QF Mk IX kanon, een L/45 wapen. Maar in 1934 werd dit vervangen door een 4-inch (101,6-mm) QF Mk XII kanon. De Porpoise had twaalf torpedo's aan boord voor de zes torpedobuizen, in later jaren konden in plaats van torpedo's M2 mijnen (12 stuks) via de torpedobuizen uitgezet worden.

Tussen augustus 1935 en september 1935 werden de andere vijf boten van de Porpoise klasse te water gelaten. Vaar worden ze ook de Grampus klasse genoemd. Het waren HMS Grampus, gebouwd door Chatham Dockyard, HMS Narwhal en HMS Rorqual gebouwd door Vickers-Armstrong te Barrow, HMS Cachalot, gebouwd door Scotts en HMS Seal, gebouwd door Chatham. Nog eens drie exemplaren met een ronde drukbestendige romp, aangeduid als P411-413, waren in 1941 bij Scotts besteld maar werden in september van dat jaar weer afbesteld.

Omdat het gewicht van deze boten al tegen de kritische grens aan zat, kregen de boten van de Porpoise en Grampus klasse vrij kleine dieselmotoren, hetgeen een bescheiden snelheid aan de oppervlakte opleverde. Om detectie ten gevolge van oliesporen te voorkomen, hadden de boten van de Grampus klasse inwendige brandstoftanks. Al met al was de brandstoftankinhoud van de Grampus klasse kleiner dan bij de Porpoise. Bovendien had de romp nu een merkwaardige doorsnede gekregen en ongetwijfeld droeg dit ertoe bij dat de duikdiepte op papier al tot 91 m. beperkt was, tegen 152 m. voor de Parthian klasse. Ook de Porpoise kwam niet dieper en haalde, evenals de Grampus klasse, bij tests zelf maar 61 m.

De hoofdfunctie van de Porpoise klasse werd achterhaald door de ontwikkeling van een mijn die door een traditionele torpedobuis kon worden gelegd. Desalniettemin hebben de boten van deze klasse nog ongeveer 2600 mijnen gelegd. Bij het beleg van Malta waren deze onderzeeërs van onschatbare waarde. Ze werkten daar samen met de onderzeeërs van de O klasse die beschikbaar waren, en brachten manschappen en voorraden naar het eiland. De Seal werd beschadigd door een mijn in het Kattegat en was daarna niet meer in staat te duiken. De bemanning moest zich overgeven aan twee Arado watervliegtuigen. De boot werd gerepareerd en kwam als UB-A in Duitse dienst, maar werd niet operationeel ingezet. De Grampus en de Cachelot werden door Italiaanse destroyers tot zinken gebracht in juni respectievelijk juli 1940. De Narwhal ging in juli 1940 verloren, mogelijk ten gevolge van een Duitse luchtaanval. Als enige bleef de Rorqual over. Deze kreeg een enkel 20-mm kanon erbij om meer bescherming te hebben tegen luchtaanvallen. Deze boot haalde het einde van de oorlog, maar was toen hopeloos verouderd en werd gesloopt in 1946.

Links[]

Advertisement