Militaria Wiki
Advertisement
SMS Möwe
Mowe

Type

Handelskaper

Land van herkomst

Duitsland
Bouwfirma Tecklenburg yard
Ontwerp
Productie (kiel / te water / in dienst) 1914 / 1914 / 1915
Gebruiker(s) Kaiserliche Marine
Specificatie

Afmetingen (lengte/breedte/diepgang) 123,70 m. / 14,40 m. / 7,20 m.
Bepantsering
Bewapening 4 × 15 cm SK L/45 marinekanon, 1 × 10.5 cm SK L/40 marinekanon, 2 × torpedobuizen
Vliegtuigen geen
Voortstuwing 5x stoomketels, 1x 3-cilinder Compound-stoommachine van 3200 pk
Waterverplaatsing 9800 ton
Snelheid/Bereik 13 knopen / 8700 zeemijlen
Bemanning 235

Einde

Als oorlogsbuit naar Groot_Brittannië gebracht. In 1933 verkocht aan een Duitse vrachtfirma, als het cargoschip Oldenburg. Op 7 april 1945 tot zinken gebracht door Bristol Beaufighters van Coastal Command, voor de Noorse kust nabij Vadheim.

Doordat hun lijnschepen niet goed functioneerden als handelskapers, moesten de Duitsers in allerijl het onschuldige uiterlijk van 'verdwaalde' koopvaardijschepen gaan gebruiken. Het nieuwe koelschip De Pungo, dat in 1914 door het bedrijf J.C.Tecklenborg voor Laeisz was gebouwd, werd omgebouwd tot handelskaper. Het was de opvolger van de 'Flying P's' uit de vloot in het tijdperk van de zeilschepen. De snelheid van dit koelschip lag hoger dan het gemiddelde vrachtschip. Het was in 1915 gebouwd volgens de lijnen van een Brits Q-schip, waar tegen die tijd veel over bekend was. De SMS Möwe verschilde van deze schepen doordat het de mogelijkheid had om vijfhonderd mijnen mee te voeren en te leggen, Kapitein van het schip was Nikolaus Burggraf und Graf zu Dohna-Schlodien, een aristocraat die over uitmuntende capaciteiten als commandant beschikte.

Op nieuwjaarsdag 1916 legde de Möwe meer dan 250 mijnen in de zeearm van Pentland. Eén van deze mijnen zou het britse slagschip HMS King Edward VII tot zinken hebben gebracht. Dit slagschip voer voor de eerste keer in haar loopbaan als 'gewoon schip' in plaats van als vlaggenschip. Na de overige mijnen te hebben gelegd voor de kust van Franse havens in de Golf van Biskaje, begon Zu Dohna-Schlodien activiteiten te ondernemen als 'conventionele' handelskaper. Hierin was hij opmerkelijk succesvol. Hij veroverde vijftien schepen (op één na allemaal Brits) van in totaal 57.520 ton in minder dan zes weken tijd. Dit vond plaats in het midden van de Atlantische Oceaan, ondanks de uitvoerige operaties van Britse kruisers. Door alle veroveringen was de Möwe zelfvoorzienend geworden qua brandstof en proviand. Ook beschikte het schip over bruikbare en actuele inlichtingen.

Vanwege noodzakelijke werkzaamheden moest de Möwe op 4 maart 1916 terugkeren. De wapenfeiten van het schip waren inmiddels zo aanzienlijk, dat de Hochseeflotte het schip met een eskader van slagschepen tot Wilhelmshaven escorteerde, na een zeereis van 67 dagen. Net zoals het geval was met SMS Emden, bewonderden de Britten de kapitein bijna om zijn dapperheid. Dit werd nog versterkt door de menselijkheid die Zu Dohna-Schlodien tegenover zijn krijgsgevangenen aan de dag legde.

Zu Dohna-Schlodien werd geëerd met een Pour le Mérite en een IJzeren Kruis (eerste en tweede klasse). Op 22 november 1916 voer hij weer uit. In zestien weken wist hij 25 schepen (waarvan 21 Britse) te veroveren met een totaalgewicht van 123.265 ton. Diverse van deze schepen waren defensief bewapend en de Otaki was erin geslaagd om enige schade aan te brengen voordat ze overweldigd werd. Zonder enige twijfel was de Möwe een voorbeeld voor veel van de Duitse handelskapers uit de Tweede Wereldoorlog.

Het schip bleef verrassend genoeg nog tot april 1945 in de vaart als koopvaardijschip. Uiteindelijk tot zinken gebracht door 2 Bristol Beaufighter van Coastal Command, voor de Noorse kust nabij Vadheim.

Links[]

Advertisement